Welkom op onze reisblog, waar je alles kan lezen over onze reis van zomer 2009 tot zomer 2010 door Eurazië. Bij het naar beneden scollen ontdek je de berichten en foto's, per land geordend. Verder zijn we erg trots op onze gedetailleerde materiaallijst en pech-onderwegrubriek. Deze zijn bedoeld als inspiratiebron voor eenieder die een lange tocht per fiets plant, of eenieder met interesse. Je ziet onze route op onderstaande kaart (google maps) en kan klikken op de routelijntjes voor meer informatie over een bepaald stukje (goed mikken). Heb je nog vragen of wil je graag meer informatie over een bepaald deel van onze route, dan mag je altijd mailen naar Bert of Melanie.

Veel leesplezier!

Melanie en Bert

Route


Route weergeven op een grotere kaart

vrijdag 5 februari 2010

Toch nog een Vietnamees avontuur

U dacht misschien dat Bert en Mel zich in Vietnam zodanig druk zaten te maken over het getoeter, waardoor ze geen tijd meer hadden voor het beleven van avonturen hier in "the far east". Wel, niets is minder waar. Zoals u zich misschien herinnert, verlieten we u vorige keer in Plei Can, op weg naar de Cambodiaanse grens. Wat u niet wist, is dat in Plei Can vele (twee) wegen leiden naar de grens. De ene passeert twee 'grote' steden, (Kon Tum en Pleiku) en maakt een kleine lus, de andere passeert zo goed als niets, en gaat recht naar beneden, naar de grens. U weet ondertussen al dat wij geen overhaaste beslissingen nemen (Bert toch niet), en kunt zich vast voorstellen dat de keuze voor deze of gene weg niet over een nacht ijs ging. Hoogteprofielen werden bekeken met google maps (optie 'terrain' blijktkei handig, mits ver genoeg inzoomen), en ook de afstand van de twee wegen werd berekend. Al gaf Google maps een vreemde omweg aan die we niet konden verklaren, toch kozen we voor de kortere en wegens gebrek aan steden hopelijk verkeersarmere weg. Zo gezegd zo gedaan, en flink fietsend gingen we op pad, de 14c plaatjes langs de weg (want zo heet ie) volgend. De weg begon als asfalt, maar ging al snel over in eerst gele dan rode klei, en tenslotte zand en stof. 'Geen probleem' zo dachten wij, mijn zussen hadden immers nieuwe terreinbanden meegebracht, en die bleken gemaakt te zijn voor dit soort weg. De weg was alles wat we gehoopt hadden dat ze zou zijn; op de occasionele truck of brommer na was er geen verkeer, de weinige mensen die we passeerden waren heel erg vriendelijk, en de mountainbike-afdalingen waren enorm de moeite. We kregen er zelfs een gratis oranje tintje (helaas afwasbaar) bij. 18u en dus ook het vallen van de nacht begon te naderen, maar geen huis te bekennen langs de weg. Uiteindelijk vonden we een soort grenspost, of natuurparkwachtershuis, waar een groep mannen ons met wilde gebaren duidelijk trachtte te maken dat we, als we een slaapplaats zochten, terug moesten naar Plei Can, 30km terug. Gezien de stand van de zon, en het feit dat we enorm gedaald waren het laatste uur, leek ons dat geen goede optie (mijn hekel aan terugkeren volledig buiten beschouwing gelaten), dus we bleven daar wat dralen, en probeerden de mannen duidelijk te maken dat we onze tent meehadden, en ze graag daar zouden opzetten. Na eerst nog herhaldelijk in de richting die wij wilden uitgaan en uitdrukkelijk van 'neen' gebaard te hebben, was er een van de mannen toch zo aardig ons toe te laten ons tentje op een stukje aarde voor hun gebouw te placeren. De mannen bleken heel behulpzaam, in de zoektocht naar de picket die hun hond had uitgetrokken met z'n leiband werd er meteen een grote lamp bij gehaald, en ook kwamen ze kijken of ze ons konden helpen bij het opzetten van onze tent.

Eens de tent stond begonnen we de kaart nog eens te bestuderen, ons afvragend wat nu het probleem zou kunnen zijn. Bij de 'njet' voor onze weg, werd ook vaak 'Cambodia' en 'danger' gezegd. Mochten we niet door omdat ze dachten dat we illegaal de grens zouden oversteken? Was er hier heus gevaar? We begrepen er alvast niets van, want de weg op onze kaart ging helemaal de grens niet over, en we hadden hen getoond dat we een visum voor Cambodia hadden, dus dat we het land best in mochten. De mannen kwamen al snel rond onze kaart zitten, en toen we nog maar eens vroegen of we zaten waar wij dachten dat we zaten op de kaart (er was maar 1 weg, dus we waren redelijk zeker, maar je weet maar nooit) en of de weg die wij dachten verder te volgen OK was, en zo niet, waarom. Uit deze conversatie kwamen heel erg warrige dingen naar boven, eerst was de weg wel OK, dan weer niet, dan weer enkel voor trucks (waar we met de fiets misschien opkonden?), dan weer werden handboeien getoond, voor als we verder zouden gaan. Telkens werd ook het nabijgelegen drielandenpunt (Cambodia, Vietnam en Laos) aangeduid als probleemzone, met nagedane geweerschoten en al. We begrepen er niets van, en besloten de volgende dag toch te proberen de weg te nemen, om op de harde manier te leren wat nu precies het probleem was. Terugkeren was immers omweg, en nog wel bergop ook. Gelukkig bleek de 'kapitein' van het team mannen een kameraad te hebben die Engels sprak, en kregen we die aan de telefoon. Deze vroeg ons eerst, heel vreemd, naar onze namen, paspoortgegevens, en waar we in Vietnam waren geweest voor daar aan te komen. Een beetje bureaucratie kunnen we op tijd en stond wel apprecieren, dus onze paspoorten werden al snel overhandigd aan de kapitein, daar spellen de spreekwoordelijke 'one bridge too far' was, al was de mens aan de telefoon dan leraar engels. Hij vertelde me dat we ons in een terrein bleken te bevinden waar buitenlanders helemaal niet mogen zijn (een soort natuurpark-reservaat, waar kamperen ook helemaal uit den boze is), en ook deze heer aan de telefoon drukte ons op het hart terug te keren, want verder gaan zou gevaarlijk zijn. Vietnamezen zijn vriendelijk, zo vertelde hij, maar met de Cambodianen zouden we wel eens problemen kunnen krijgen. We begrepen het nog steeds niet, was dit een gevaarlijk strijdgebied? Nergens hadden we daar iets van gehoord, dus toen ik de engelssprekende vriend weer aan telefoon kreeg (wat te pas en te onpas gebeurde die avond) vroeg ik opnieuw waarom we niet door konden, gezien er voor de passerende brommertjes en trucks geen probleem bleek te zijn. Hierop werd mijnheer boos, ze wouden ons alleen maar helpen zeker, en de telefoon kostte belachelijk veel geld, enkel om ons ter dienste te zijn, en als we niet wilden luisteren moesten we vooral verderfietsen, maar het zou hun schuld niet zijn als er iets zou gebeuren. Ik excuseerde mij (al had ik in mijn ogen helemaal niets fout gevraagd, ik wou enkel graag de reden weten waarom het zo gevaarlijk zou zijn, het argument 'ge zult verdwalen' leek me namelijk nogal vreemd, gezien er maar 1 weg was). Ondertussen echter hadden de mannen aan Bert uitgelegd gekregen dat onze grote weg, die met paaltjes langs de weg aangegeven werd en al, op een bepaald moment gewoon ophoudt te bestaan. Vanaf daar was er enkel bos en wildernis, en liepen we inderdaad het risico te verdwalen, wat niet zo verstandig is in een verlaten, tropisch gebied. De op en -aanrijdende trucks en jeeps bleken allemaal ten dienste van de lokale bosbouw en -kap te staan. Al was er dan een hele avond discussie voor nodig geweest, het was goed om dit te weten. Mel en Bert weten graag waarom ze terugkeren...

De volgende dag gingen we bij het krieken van de dag terug op pad, terug bergop vanwaar we kwamen. We planden de eerstvolgende truck een lift te vragen, maar gezien de reeds eerder bejubelde verkeersarmheid, passeerde er niemand. Na een uur bereikten wij, flinke fietsers, het laatste afslagpunt, vanwaar we een shortcut naar Kon Tum konden nemen. Gezien de reeds opgelopen vertraging was het doorfietsen geblazen om Kon Tum voor nachtval te bereiken. Glas op de weg trachtte roet in het eten te strooien. De band werd geplakt (met de 'hulp' van een aardige Vietnamees die, al was hij met de moto en wij met de fiets, dacht dat een band plakken ons westers petje te boven ging), maar helaas bleek onze lijm nogal oud (en is hij dus volgens Bert zijn galvaniserende capaciteit -wat dat ook moge wezen - aan het verliezen) en begon het 'lekke-band-gevoel' kort na het plakken terug te komen. Het gaatje was echter klein, en Kon Tum nabij, dus we hoopten het te halen voor hij te plat was (het werd inmiddels al snel donker). Uit ervaring weten we dat een lichtjes platte band helemaal plat word als je maar even stilstaat, wat resulteerde in een heuse evenwichts- en timingsoefening, iedere keer een rood licht in zicht kwam. Eens in de stad moesten we een hotelletje vinden, nogal moeilijk als je niet stil mag staan. Een mooi rond punt, bracht een uitweg. Ik genoot er zo van dat ik het wel 20 keer rond reed, terwij Bert de weg zocht in onze reisgids. Eind goed al goed, met de beloning van een fietsvrije voormiddag, om vanmiddag, als het warmste deel van de dag voorbij is, tot Pleiku, en morgen tot aan de Cambodiaanse grens te fietsen, tenzij deze weg ook opeens blijkt op te houden, je weet maar nooit.

Het ga u goed,
Melanie

2 opmerkingen:

  1. Leuk Gered door de Vietnamezen... nu ik denk als jullie verder waren gegaan, jullie er zelf ook wel achter kwamen wat het probleem zou zijn en terug zouden gaan...

    Ben toch wel jaloers op dat heerlijk brandend zonnetje van bij jullie, hier is het maar een witte januari afgewisseld met
    regen ...

    dada....


    Liesbeth

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Deju toch... was toch doorgereden. misschien was dit nu juist het punt dat ons voor eeuwig en altijd zou aangetoond hebben dat de wereld een platte pannekoek is, en ophoudt aan de uiteinden. Jullie heben de kans gemist even ondersteboven te lopen aan de donkere onderkant... Onthou hierbij dat de aziaten ons altijd eeuwenlang voor waren met wijsheid... ze gaan het een westerling niet zomaar aan de neus hangen. Omkeren doe je niet zomaar, maar ik zou er nu nog even over nadenken. De waarheid is immers vlakbij...

    Ruben

    BeantwoordenVerwijderen